Alle berichten van annemarievanoo

Als natuurgids schrijf ik graag over wat ik waarneem in de natuur en welke gedachten of gevoelens dat bij mij oproept. Soms filosofeer ik over maatschappelijke thema's die me bezig houden, maar meestal zijn mijn schrijfsels gerelateerd aan de natuur. Daarin kun je namelijk zoveel leren en herkennen met betrekking tot het leven. Ook mijn geloof sluit daar naadloos op aan. Ik schrijf nogal eens in het Engels omdat ik, als ik alleen ben en hardop denk, dat vaak in het Engels doe. Die taal voelt voor mij daarom heel vertrouwd om me daarin uit te drukken. English is a language close to my heart ❤ 'Zin in leven' gaat voor mij overigens niet vanzelf, soms kost het me moeite. In de natuur zijn en daarover schrijven helpt mij dan enorm.

White night

In the silence of the night
the white
brightness surrounding me
stops my mind from whirling.

Twirling round on the virgin earth
only my footsteps confine me
bewitching
not desolate but consolidating.

Let me be snow
let me be  cold
blowing holes
in suffocating heat
and leave me dancing in the night.

Met een been buiten de kerk

Een artikel in het ND weet treffend mijn gevoelens te verwoorden en te raken als er gezegd wordt, dat “Met het vertrek van je kind (uit de kerk), je sowieso al met een been buiten de kerk staat.” Het roept een pijn van verloren onbevangenheid op en dat overvalt me. Ik dacht dat ik het aardig had verwerkt.

Mijn hele leven ben ik al actief verbonden aan de kerk, nooit had ik verwacht aan de rand terecht te komen. Het zwart op wit lezen van zijn woorden: “dat je achter je kind aan opschuift naar de rand van de gemeente. Alleen al omdat je solidair bent met je kind.” kan ik niet anders dan beamen. Door mijn bloedband voel ik met mijn kind mee, voel ik zijn worsteling. En dat is zeker het geval als je ene kind vrijwillig uit de kerk vertrekt en het andere kind wel in God gelooft, maar niet past in het plaatje zoals een gelovige volgens de regels van de kerk zou moeten zijn.

Als scriba (zonder ambtelijke functie, want als vrouw mag ik geen ambt bekleden in ons kerkverband, maar vervulde ik wel alle scribataken), heb ik mijn eigen kind uitgeschreven. Ondanks dat het een formaliteit is, doet dat wat met je als moeder. Niet dat ik wilde dat hij lid bleef om mij te plezieren. Maar het raakt me, omdat hij een andere weg gaat, waarvan ik diep in mijn hart voel dat het een basis mist. Je gunt je kind een anker, zeker als hij door een moeilijke periode in zijn leven gaat. Gelukkig kan ik er dan zijn als vangnet, maar ik besef dat dat uiteindelijk niet genoeg is. Ieder mens is ten diepste alleen en heeft uiteindelijk God nodig om die eenzame leegte te vullen met Zijn liefdevolle aanwezigheid.

Mijn andere kind is gelovig en zoekt elke week zijn medegelovigen op met Bijbelstudie en verdiepende gesprekken, maar hij is homo en heeft een vriend en hoort dus volgens de officiële regels van mijn kerkverband niet bij Gods volk. Hij kan geen belijdenis doen of deelnemen aan het Avondmaal. Hij is lang lid gebleven, ook al woont hij al jaren ergens anders. Geregeld heb ik hem gevraagd wat hij wil met zijn kerklidmaatschap, omdat hij er nauwelijks kwam. Ik ben namelijk wel van mening dat als je lid bent van een kerk, dat ook betekent dat je betrokken bent. Nu is het zo ver, omdat zijn omstandigheden zijn veranderd, laat ook hij zich uitschrijven. Eigenlijk zou ik nu dus met twee benen buiten de kerk staan, en toch…

Ja, de grote woorden, waar het gereformeerde belijden om bekend staat, blijven al gauw in mijn keel steken. Zoals de trits zonde, verlossing en dankbaarheid. Het is teveel beredeneerd en te weinig zoals ik Jezus ken. Mensen vallen buiten de boot door het streven naar geloofszuiverheid. Laat het graan maar samen met het onkruid opgroeien, opdat de boer met het onkruid niet per ongeluk ook het goede graan uittrekt. Investeer liever in leven met de Geest, waardoor de vruchten van liefde, goedheid en geloof (vanzelf) gaan groeien.

Ja, ik geloof in God. Ja ik vertrouw op God, al is het soms wankel. Ik heb geen geloofscrisis, wel een kerkcrisis. De Coronapandemie heeft die nog eens versterkt, omdat de band met de plaatselijke kerk waarmee ik verbondenheid voel, losser werd. De grootste hobbel voor mij zit daar, waar de kerk claimt dé waarheid van God te verkondigen en uit te leggen. Waar de tradities en regels belangrijker lijken te zijn dan de Bijbel zelf. Waar de kerk bijna op de troon van God gaat zitten om te bepalen wie er wel en niet bij mogen horen of wie welke taak wel of niet mag uitvoeren.  Maar God heb ik niet verloren, gelukkig niet. Want zo zeker als ik ademhaal, weet en voel ik dat ik niet zonder God kan leven.

Daarom ging ik vorig jaar op pelgrimage, alleen (ik schrijf daar nu een boek over). Om mijn hart bij God uit te storten, om Hem te vinden en te vragen: wat nu? Hoe moet ik nu verder met die kerk van u? Toen heb ik God en mezelf beter leren kennen en ondervonden dat God trouw is, ondanks mijn ontrouw; dat God mijn kracht is als ik zwak ben; dat Hij mij leidt als ik de weg even niet meer zie en bovenal dat Gods barmhartigheid en genade ver boven alle kerkelijke regeltjes uitstijgen.

In stilte en vertrouwen ligt nu mijn kracht en daar heb ik Godzijdank in mijn plaatselijke kerk ruimte voor gekregen om dat vorm te geven. In korte vieringen waarin rust, gebed en stilte centraal staan. Geen grote menselijke woorden, alleen het eenvoudig zoeken van de ontmoeting met God. Voor mij persoonlijk, maar ook met het oog op kerk verlatende jongeren is die ruimte voor vernieuwing cruciaal en ik ben dankbaar dat die er in onze kerkenraad ook is. Dus ik ben de kerk (nog) niet uit. Maar het is zeker waar dat ik nu heel anders tegen de kerk als instituut aankijk, dan pakweg 10 jaar geleden.

Dit artikel is gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van 23 augustus 2022

Strekdam bij nacht

Over de rug van de dam loop ik naar het einde
waar het licht is.
Links vloeit het zwarte water over in donkere lucht.
Rechts staan grote groenverlichte bouwwerken
als buitenaardse kerstbomen te gloeien in de nacht.
Rode lampen van bakens en turbines knippen aan en uit.
Ik proef zout op mijn lippen.
De zee klinkt verkouden:
"Ha... tsjoe! Ha...tsjoe!"
breken de golven op het basalt

Omdat het nacht is, kan ik fantaseren
dat het kliffen zijn waar de
zee op stuk slaat.
Een paar betonnen randen
in het water, een micro haventje.
De lampen op de kade,
thuiskomen.
Beter niet te hoog
over de dijk kijken dan,
niet te ver vooruit,
alleen wat er voor mijn
voeten komt, een paar stappen
voor me, dat is mooi
genoeg.

Dreary Jan

To get myself through January is always a struggle. The expectations and unwritten demands of a new year weigh heavily on me. Especially when nature is grey and dreary.

No wind to catch my breath
No frost to bite my cheeks
No snow to light up my eyes
No cold to kick me alive
Just fog to shut me down
Close me in and confine me

I struggle to keep my head above water.

One church a day

I am going on a journey, walking a part of the Northumbrian coastpath, but more importantly visiting some old churches along the way. To find moments of silence, contemplation and prayer.

Churches form waypoints in the landscape. So many people have worshipped in these ancient buildings. Through the ages they were the focal points of the community. Right now a new generation believers find it difficult to bind themselves to a church community. These days it’s hard to commit to God and express our faith. That’s why I will pray for our children, the young generation, for the Spirit to touch their hearts and guide them. And for us all I pray for Courage to commit ourselves; Vision to form fitting communities and Open minds to find ways of reaching out to a young generation and fresh expressions of faith.

Taking on this journey – this pilgrimage if you like – way out of my comfort zone will keep me on edge. Make me perceptive and open to the unexpected. With no one to rely on but the people I meet. And hopefully I will experience God’s presence and guidance on my way.

One church a day keeps the blues away (or the devil at bay?) 😉

Uit de oude doos: Plockton

Zomaar een gedichtje dat ik weer vond in een oude vergeelde map. Het ontroert me nog steeds een beetje door zijn simpele eenvoud.

Dit oudere echtpaar zat op een bankje bij het zanderige haventje van Plockton aan de westkust van Schotland. Met uitzicht op het idyllische plaatje dat bovenaan de blog staat.
Samen in de laatste zonnestralen.
Heb jij hebt je krantje? Ik mijn palet.
Denk om je hoedje!
De zon kan fel zijn, ook hier.

Wat een plaatje dat haventje!
We gaan ervoor zitten
En nemen de tijd
De boodschappen komen later.

We raken elkaar
Jij en ik
Met Lobbes aan onze voeten.
Aan alleen wat water hebben we genoeg.

vrouwen en auto’s

Tijdens de vakantie verkeer ik wat vaker op de weg dan gemiddeld. Ik mag dan graag naar auto’s kijken, ook al ben ik een vrouw – dat klinkt dat een beetje als een man die schoorvoetend bekent dat hij graag naar vrouwen kijkt – Het is ook wel vergelijkbaar denk ik.

Ik verwonder me vaak over de lelijkheid van wat er gelijktijdig met mij op de weg rijdt. Ik focus dan op achterkanten, omdat ik daar meestal het langst tegenaan moet kijken. Wat ik dan moeilijk begrijp, is dat, waar mannen zich nogal eens denigrerend uit kunnen laten over vrouwen met een wat breder achterwerk, zij, bij de keuze voor (de achterkant van) hun auto lijken te gaan voor: hoe breder en dikker, hoe mooier. Het kan natuurlijk zijn, dat een dame de auto heeft gekozen en ook niet vies is van een flinke derrière. Maar ik houd niet van zo’n dikke kont, en al helemaal niet als het zo’n breed, uitgezakt model is met een smal torso erboven (op het gebied van auto’s dan hè). En als er ook nog van die dikke banden onder zitten, foeilelijk! Als het om mensen gaat, heb ik weinig moeite met welk soort achterwerk dan ook, zo lang het maar mooi verpakt is.

Een massieve voorgevel waar je een complete picknick op kunt houden, ben ik ook niet van. Maar als ik zo om me heen kijk, verschilt mijn smaak ook daarin met die van de gemiddelde man. Ik heb soms bijvoorbeeld ruzie met mijn zoon over die logge, walvisachtige Porsches. Ik vind ze lelijk, mijn zoon prachtig. Mijn argument is dat ze in de verste verte niet lijken op iets waar Porsche in mijn beleving voor staat: sportief ogend, soepel rijdend, gestroomlijnd. Niets van dat al. Hij vindt het gewoon een mooie auto. Onbegrijpelijk.

Laatst zag ik een jaren 70 model stationwagon Mitsubishi (dacht ik) met zo’n puntig poepertje. Ik zie mijn oom er nog in rijden met een lading kinderen achterin. Tsja, ik snap dat die modellen geen lang leven waren beschoren, maar ze hadden in elk geval karakter.

Nu ben ik ook geen fan van skinny en smal, van mij mag de carrosserie best stevig zijn met een robuuste uitstraling, zolang het complete plaatje maar in balans is. Vroeger was ik gek op Landrovers, van die stoere wagens, lekker hoekig en functioneel, je zag meteen waar ze voor bedoeld waren. Als ik tegenwoordig de tanks zie die Landrover bouwt, denk ik: waarom? Je hele imago naar de bliksem! Nog meer eenheidsworst waar al zoveel van rondrijdt! De een nog hoger, breder en meer gepantserd dan de ander. Misschien is de populaire carrosseriebouw een cultuuruiting van het moderne individu, dat het recht meent te hebben om van steeds grotere hoogte op de ander neer te kijken, steeds meer ruimte voor zichzelf op te eisen, terwijl hij zich afschermt voor de gevoelens en het leed van anderen. Een aardige omschrijving voor hoogmoed, en we weten allemaal hoe het daarmee afloopt.

Er is nog hoop!

Vervreemd

Nu heel veel dingen weer een beetje normaal worden, bekruipt mij het gevoel alsof ik na een lange winterslaap wakker word in een vreemde wereld. Alsof de Titanic weer oprijst uit de ijzige diepte en met een feestende menigte wegvaart terwijl ik, gevangen in de kou, op een ijsschots achterblijf. Het voelt alsof ik niet los kan komen uit de cocon waarin ik maandenlang heb verkeerd. Ik voel me vervreemd van de sociale kringen waarin ik mij voorheen als een vis in het water voelde. Tijdens de lockdowns en sociale beperkingen heb ik geleerd wat mij voldoening geeft en waar ik, ondanks alles, blij van word. Sterker nog, ik vond het best fijn om een tijd weinig mensen te zien buiten mijn naaste familie of goede vrienden. Maar nu alles weer opstart, voel ik me niet meer echt thuis in de groepen waar ik bij hoorde. En dat waar ik altijd een meester in was, mezelf aanpassen aan andere mensen, gaat me niet meer goed af. Contacten met mensen brengen onrust en verwarring. Ben ik dan zo veranderd? Wie ben ik nu dan? Of ben ik juist dichterbij mezelf gekomen? Pas ik nog wel in de kringen waarin ik me thuis voelde? Ga ik me weer aanpassen, of moet ik toch meer proberen mezelf te zijn? Kan ik beter andere wegen inslaan of niet en welke dan? Zoveel vragen die opdoemen en me uit balans brengen.

Als ik dan met al die spoken in mijn hoofd door een veld vol bloemen en grassen loop, de bloeiende lindebomen zie en ruik, of mezelf onderdompel in het groene bos, overspoelt mij zo’n intens gevoel van vrede en rust. Dan weet ik: Welke weg ik in de herrijzende maatschappij ook kies, ik blijf me in elk geval focussen op de steeds verrassende en alles verzadigende natuur, die ik om mij heen kan ervaren. Dat maakt me altijd blij.