Een artikel in het ND weet treffend mijn gevoelens te verwoorden en te raken als er gezegd wordt, dat “Met het vertrek van je kind (uit de kerk), je sowieso al met een been buiten de kerk staat.” Het roept een pijn van verloren onbevangenheid op en dat overvalt me. Ik dacht dat ik het aardig had verwerkt.
Mijn hele leven ben ik al actief verbonden aan de kerk, nooit had ik verwacht aan de rand terecht te komen. Het zwart op wit lezen van zijn woorden: “dat je achter je kind aan opschuift naar de rand van de gemeente. Alleen al omdat je solidair bent met je kind.” kan ik niet anders dan beamen. Door mijn bloedband voel ik met mijn kind mee, voel ik zijn worsteling. En dat is zeker het geval als je ene kind vrijwillig uit de kerk vertrekt en het andere kind wel in God gelooft, maar niet past in het plaatje zoals een gelovige volgens de regels van de kerk zou moeten zijn.
Als scriba (zonder ambtelijke functie, want als vrouw mag ik geen ambt bekleden in ons kerkverband, maar vervulde ik wel alle scribataken), heb ik mijn eigen kind uitgeschreven. Ondanks dat het een formaliteit is, doet dat wat met je als moeder. Niet dat ik wilde dat hij lid bleef om mij te plezieren. Maar het raakt me, omdat hij een andere weg gaat, waarvan ik diep in mijn hart voel dat het een basis mist. Je gunt je kind een anker, zeker als hij door een moeilijke periode in zijn leven gaat. Gelukkig kan ik er dan zijn als vangnet, maar ik besef dat dat uiteindelijk niet genoeg is. Ieder mens is ten diepste alleen en heeft uiteindelijk God nodig om die eenzame leegte te vullen met Zijn liefdevolle aanwezigheid.
Mijn andere kind is gelovig en zoekt elke week zijn medegelovigen op met Bijbelstudie en verdiepende gesprekken, maar hij is homo en heeft een vriend en hoort dus volgens de officiële regels van mijn kerkverband niet bij Gods volk. Hij kan geen belijdenis doen of deelnemen aan het Avondmaal. Hij is lang lid gebleven, ook al woont hij al jaren ergens anders. Geregeld heb ik hem gevraagd wat hij wil met zijn kerklidmaatschap, omdat hij er nauwelijks kwam. Ik ben namelijk wel van mening dat als je lid bent van een kerk, dat ook betekent dat je betrokken bent. Nu is het zo ver, omdat zijn omstandigheden zijn veranderd, laat ook hij zich uitschrijven. Eigenlijk zou ik nu dus met twee benen buiten de kerk staan, en toch…
Ja, de grote woorden, waar het gereformeerde belijden om bekend staat, blijven al gauw in mijn keel steken. Zoals de trits zonde, verlossing en dankbaarheid. Het is teveel beredeneerd en te weinig zoals ik Jezus ken. Mensen vallen buiten de boot door het streven naar geloofszuiverheid. Laat het graan maar samen met het onkruid opgroeien, opdat de boer met het onkruid niet per ongeluk ook het goede graan uittrekt. Investeer liever in leven met de Geest, waardoor de vruchten van liefde, goedheid en geloof (vanzelf) gaan groeien.
Ja, ik geloof in God. Ja ik vertrouw op God, al is het soms wankel. Ik heb geen geloofscrisis, wel een kerkcrisis. De Coronapandemie heeft die nog eens versterkt, omdat de band met de plaatselijke kerk waarmee ik verbondenheid voel, losser werd. De grootste hobbel voor mij zit daar, waar de kerk claimt dé waarheid van God te verkondigen en uit te leggen. Waar de tradities en regels belangrijker lijken te zijn dan de Bijbel zelf. Waar de kerk bijna op de troon van God gaat zitten om te bepalen wie er wel en niet bij mogen horen of wie welke taak wel of niet mag uitvoeren. Maar God heb ik niet verloren, gelukkig niet. Want zo zeker als ik ademhaal, weet en voel ik dat ik niet zonder God kan leven.
Daarom ging ik vorig jaar op pelgrimage, alleen (ik schrijf daar nu een boek over). Om mijn hart bij God uit te storten, om Hem te vinden en te vragen: wat nu? Hoe moet ik nu verder met die kerk van u? Toen heb ik God en mezelf beter leren kennen en ondervonden dat God trouw is, ondanks mijn ontrouw; dat God mijn kracht is als ik zwak ben; dat Hij mij leidt als ik de weg even niet meer zie en bovenal dat Gods barmhartigheid en genade ver boven alle kerkelijke regeltjes uitstijgen.
In stilte en vertrouwen ligt nu mijn kracht en daar heb ik Godzijdank in mijn plaatselijke kerk ruimte voor gekregen om dat vorm te geven. In korte vieringen waarin rust, gebed en stilte centraal staan. Geen grote menselijke woorden, alleen het eenvoudig zoeken van de ontmoeting met God. Voor mij persoonlijk, maar ook met het oog op kerk verlatende jongeren is die ruimte voor vernieuwing cruciaal en ik ben dankbaar dat die er in onze kerkenraad ook is. Dus ik ben de kerk (nog) niet uit. Maar het is zeker waar dat ik nu heel anders tegen de kerk als instituut aankijk, dan pakweg 10 jaar geleden.
Dit artikel is gepubliceerd in het Nederlands Dagblad van 23 augustus 2022