Ondanks het grauwe, grijze weer en kale bomen valt er qua kleur gelukkig nog heel wat te genieten deze januarimaand. Om te beginnen kun je in het bos bijna verblind worden door het knalgroene mos. En deze maand zag ik al twee keer een ijsvogeltje onder de brug doorvliegen waar ik altijd overheen loop met de hond. Ik kon zo goed z’n schitterende blauwe, iriserende rug en vleugels zien. Het beneemt me nog steeds de adem als ik die prachtige blauwe flits vlak over het water zie scheren. Van een andere orde, maar niet minder mooi, zijn de vrolijk kleurde zangvogeltjes: het zachte geel van de koolmeesbuikjes; het warme rood van de vinken met hun blauwgrijze kopjes, het vrolijke paarse petje en boevenmaskertje van de pimpelmees of het roestbruine verenpakje van het winterkoninkje met zijn eigenwijze staartje. En ’s winters hebben we in de tuin één roodborstje met zijn opvallende oranjerode voorkant. Ik zie hem graag en als ik hem een tijdje niet heb gezien, maak ik me ongerust of hij er nog wel is. Of dat ‘ie te grazen is genomen door een van de buurtkatten. Maar de mooiste en schattigste van allemaal vind ik de staartmees, met z’n parmantige lange zwart-witte staart en zo’n lief klein roze-wit bolletje met zwart als lijf en snoetje. Ze komen altijd met een clubje aanvliegen en hippen met snelle sprongetjes van tak naar tak, al kwebbelend met elkaar in zachte piepjes. Oog- en oorstrelend vind ik het. Ik zou ze wel willen vasthouden, hun veertjes strelen en zachtjes ertussen blazen, waardoor je de donsveertjes eronder ziet. Zo lief, zo zacht, zo mooi.
En dus valt er, voor wie zijn ogen opent nog heel veel kleur te ontdekken op een grijze januaridag.