Het was al geen dichtbeboomd bosje,
nu is het een slagveld,
oorlogsgebied.
Gevelde bomen liggen als
oorlogsslachtoffers verspreid
over de omgeploegde bosbodem:
Machtige beuken, die eens pronkten met hun prachtige kronen;
Majestueuze Douglassparren, machteloos liggen ze,
kaal, ontkroond en ontdaan van ledematen langs mijn
pad, dat geen pad maar
tankroute is geworden, met aan weerszijden
loopgraven en wallen opgeworpen aarde.
Knetterende, nietsontziende machines
verscheuren de stilte.
Weg, de liefelijke boslaantjes.
Alles ziet er zo hopeloos triest uit…
Waar is de barmhartigheid?
Waar is de schoonheid gebleven?