Licht dat schittert door de bomen fluistert zachtjes om te komen 'Kom maar, het leven is hier licht, heerlijk, mooi en klaar. Hier vind je kracht tot alles komt, wat wacht: Gouden straten, paarlen poorten, nooit meer nacht, de pijn voorbij, de tranen drogen.' Waar blijft de geboorte van die dag zonder einde het laven en loven? Het vuur dat al kwijnde begint langzaam te doven. De doorgang is te smal, de tijd tikt uitputtend. Hoe lang nog tot ik val? Het vechten is me vergaan, ben te moe om door te gaan. Tergend traag ga ik neer en slaap zacht.