Aan de Geeserstroom

Aan de Geeserstroom
zit ik en zie uit en wacht
het bos is achter mij als een beschermende wal
gelukkig geen mens te bekennen

Ik voel me moe en slap
ben eten vergeten
je weg zoeken waar geen pad is
is een vermoeiende bezigheid

Het is hier mooi en vredig en zonnig
ik hoor alleen het zoemen van een hommel
en een muur van gefluit uit het bos
de ganzen houden me wantrouwig in de gaten

De roofvogels houden pauze
ik zie of hoor ze niet...
met mijn kijker speur ik de hemel af
zal hij openbreken?

Er zij licht

Boven de woeste leegte van het water
Waar de wind vrij spel heeft
Verschijnt het licht
Dat duisternis verdrijft.

God spreekt
Zijn woord wordt werkelijkheid
Een woord van waarheid en genade
Maakt van de aarde

Een betere wereld
waar liefde woont, vrede en geluk
gaan hand in hand
Als Gods gezicht ons pad verlicht.