Feestdagen zijn dagen waar je zelf een feest van maakt. De voorgeschreven ‘feestdagen’ zijn vaak allesbehalve een feest.
Pinkstermorgen werd ik wakker met hoofdpijn, die de hele dag aanhield. Het was drukkend warm. Te warm om te kunnen genieten van het mooie weer (hoewel ik daar normaal gesproken weinig moeite mee heb, genieten van mooi weer en van de natuur: de geur van vochtige struiken en gras in de zon, kirrende zwaluwen in de lucht, ik merk het op en het geeft me ‘a sudden surge of contentment’,)
Kerkdiensten slepen zich voort en zijn weinig feestelijk op zo’n feestdag. Zo vaak voel ik de neiging om weg te lopen, liefst heel ver weg. Maar omdat ik dan meer moet uit leggen dan wanneer ik blijf zitten, doe ik dat laatste. Ik ben moe. Het enige mooie van de dag was een avondwandeling op de bijna uitgestorven hei in het licht van de ondergaande zon. Geen mensen, geen drukte, geen drukkende hitte (meer), alleen wat schapen, paarden en een enkele fietser, die je ook nog makkelijk zou kunnen ontlopen als je zou willen. RUST!